De vereniging (sinds 1921) en de ontwikkelingen in Groningen
De Vereniging van Fokkers van Blaarkopvee in de provincie Groningen heeft heel oude papieren. De huidige vereniging vindt haar ontstaan in 1921, maar de blaarkopfokkerij in Groningen kende ook daarvoor al haar eigen organisatie in het stamboek ‘GBRS’; het ‘Groninger Blaarkop Rundvee Stamboek’ dat werd opgericht in 1908 uit onvrede met de gang van zaken in het NRS. Dit GBRS heeft bestaan tot 1957 toen het werd opgeheven omdat het ledental terugliep mede vanwege het feit dat het NRS sinds 1931 ook de roodblaren in het stamboek erkende.
Tot halverwege de negentiende eeuw waren vele veestapels in Nederland, en ook in Groningen, zeer gemengd van haarkleur. Situaties als de veepest en andere dierziekten waren hiervan mede de oorzaak. Slechts een minderheid van de veehouders gaf de voorkeur aan een eenkleurige veestapel van bijvoorbeeld helemaal ‘blaarkop’ of helemaal zwartbont. Bij tenminste een aantal boeren in de Groninger Ommelanden moet aan het eind van de achttiende eeuw wel een voorliefde voor de Blaarkop hebben bestaan, aldus historicus Ynte Botke in het boek ‘De Groninger blaarkop'(2002). Uit zijn bijdrage aan dit boek haalden we ook de volgende informatie: ‘De landbouwer Geert Reinders die bekendheid genoot door zijn succesrijke experimenten met de intenting tegen veepest, merkte al in 1781 op dat van alle kleuren hij de zwartblaarde, de blauwbonte en de gevlekte witte koeien het mooist vond. Zelf prefereerde hij boven alles “de zwartblaarde, mist ze vier witte beenen, een halve witte staart en een witte uijer hadden”. De landbouwer Hendrik Pieter Wierenga uit Warfhuizen bezat bij zijn dood in 1825 alleen zwartblaarde koeien. De Utrechter Wittewael meende in 1852 dat een echte Groningse koe een Blaarkop moest zijn! Ook de Groninger Marten Douwes Teenstra stelde in 1854 dat het meeste vee in Groningen witkoppig of blaard was. Toch waren op de centrale Groninger stierenkeuring in 1861 van de 46 stieren er 21 bont. Wel was onder de prijswinnaars een aanzienlijk aantal blaar- en witkoppen; de eerste prijs was voor een tweejarige zwartblaar. Het bewust fokken van een zuiver ras werd pas vrij algemeen ingevoerd in 1874. Clara 1747, geboren in 1882 te Rasquert, was de eerste Blaarkop die in Groningen werd ingeschreven. In Hunsingo en het noordelijk Westerkwartier lijkt het aantal blaarkoppen na de oprichting van het stamboek toe te nemen, al verschilde het tempo van streek tot streek. Geert Reinders(jr) schreef in 1902 dat er vroeger meer zwartbonten, de laatste jaren meer zwartblaarden werden gehouden. Rond Aduard kreeg volgens een rapport uit 1952 de zwartblaar pas na 1880 de overhand. In de omgeving van Grijpskerk was rond 1860 het merendeel zwartbont, maar kreeg de zwartblaarde de overhand. Rond Oldekerk was tot 1900 geen sprake van een bepaald ras, pas hierna kwam de zwartblaarfokkerij hier in zwang.
Groningen wordt niet voor niets de ‘bakermat’ van de Blaarkop genoemd, terwijl ook in andere provincies dieren van dit ras voorkwamen. Toch werden invloedrijke stieren vooral in Groningen gefokt, en gebeurde het pas veel later (ca. 1950) dat er ook af en toe stieren in omgekeerde richting vanuit het ‘westen’ naar Groningen gingen. De Groninger landbouw kende een heel andere structuur dan het westen, want akkerbouw en daarmee ‘gemengde bedrijven’ vormden de hoofdmoot. De koeien moesten ook vooral de restproducten uit de akkerbouw kunnen verwerken en tegen een stootje kunnen want als het landwerk zich aandiende dan kwamen de koeien vaak op de tweede plaats. Geschiedschrijving over de blaarkopfokkerij heeft uitgebreid plaatsgevonden en de ontwikkelingen zijn af en toe turbulent geweest. De heer G. Kruizinga uit Hoogezand heeft dat vele jaren gedaan en daarmee een waardevol archief nagelaten. Daarnaast waren de stamboeken (NRS en GRS) belangrijk voor het vastleggen van informatie over het ras, met bedrijfsreportages en verslagen van keuringen en dochtergroepen. Ook de ‘Veldbode’ en de latere landbouwbladen maakten met regelmaat verslagen van keuringen en bedrijven.
Het is niet mogelijk om de complete geschiedschrijving op deze website op te nemen, maar een aantal bestanden geven een mooi tijdsbeeld: Blaarkoppen_rond_1910 , Gr_Topkoeien_1975
uit de Veldbode in 1914: Veldbode1914_151-153
een keuringsrapport uit 1912 stal Bolhuis, Zeerijp: KeuringsrapMartje2
Foto van ‘Fokvereeniging Kommerzijl’ ca. 1920:
In 1971 vierde de vereniging (toen nog ‘Bond van Blaarkopfokkers’ geheten) haar 50-jarig bestaan. De heer G.Kruizinga schreef een historisch artikel daarover in de Keurstamboeker: BondGron_50jr_art_KS1971
Een lange traditie in Groningen is dat er ieder voorjaar de rondgang voor de primering van jonge beloftevolle blaarkopstieren is. Leden kunnen hiervoor stieren aanmelden, en een commissie doet de rondgang waarna bepaald wordt welke stieren een ‘geprimeerd’ worden. Zie bijvoorbeeld: Primering_stieren_febr_1973
De Vereniging (Bond van Blaarkopfokkers) heeft vele jaren elk jaar een stierenkeuring en een Fokveedag georganiseerd. De deelname van blaarkopveehouders was altijd hoog. Ook belangrijk waren de jaarlijkse stierenkeuringen in het voorjaar. Lees enkele verslagen uit De Keurstamboeker: CSK_Appingedam_1976 , Stk_Groningen_1977 , Fokveedag Agrarisch Fivelingo 1975: Agr.Fivelingo_1975
Waardevolle en interessante Groninger fokkerij-historie: Pronkjewail_febr_1973 (uit de Keurstamboeker)